1996 Over de As van Azië (India, Nepal, Tibet, China)

Een reis door India, Nepal, Tibet en China, oktober 1996

Lengte: 45:53

Beschrijving

Opnamen van een reis van Delhi naar Beijing, via Agra (Taj Mahal, Rode Fort), Varanasi, Kathmandu, Friendship Highway, Sakye, Xigaze, Tashilumpoklooster, Gyangze, Yamdrok-Tso meer, Lhasa, Chengdu, Xi’an (terracotta leger), Beijing (Verboden Stad, Tiananmenplein, Chinese Muur)

Muziek

  • Vangelis
  • Himalaya
  • Feng Shui

Op bezoek bij brandweer Varanasi (India)

Het aan de Ganges gelegen Varanasi (het vroegere Benares) is één van de belangrijkste en ongetwijfeld kleurrijkste hindoeïstische bedevaartoorden van India. De stad telt ruim één miljoen inwoners. Daarnaast biedt Varanasi het hele jaar door onderdak aan enkele tienduizenden pelgrims die er vast in geloven dat je na het nemen van een een bad in de Ganges een behoorlijke kans maakt op reïncarnatie. Zij be­schouwen Varanasi ook als een ideale plaats om te sterven. Via het water van de heilige Ganges zou de ziel van de overledene namelijk rechtstreeks naar de hemel stromen. (De kans om te sterven binnen enkele dagen na het nemen van een bad in de zwaar vervuilde Ganges lijkt mij overigens groter dan de kans op reïncarnatie, maar dit terzijde).

De meeste logiesverblijven vind je in de oude stad langs de rivier. Dwalend door een labyrint van steegjes waar je af en toe klem zit tussen een muur en de buik van een heilige koe, voel ik vragen opborrelen als: hoe zou het gesteld zijn met de brandveiligheid van al die smoezelige hotelletjes en pensions; hoe snel zou de brandweer hier ter plaatse zijn als er echt brand uitbreekt?” Hoog tijd om op zoek te gaan naar de plaatselijke brandweer om eens te onderzoeken hoe hier dit soort zaken geregeld zijn.

Verkeerschaos

Het ‘Fire station’ is volgens de receptionist van ons hotel niet ver uit de buurt. Gewapend met de Engelstalige Nibra- brochu­re begeef ik mij, samen met mijn reisgenoten Mirjan en Roland, op weg.

In de straat waar de kazerne moet zijn gesitueerd heers­t, zoals in alle straten in India, een complete verkeerschaos. Duizenden ronkende en walmende riksja’s doen hun best (met een diepe minachting voor voetgangers, maar behoedzaam heilige koeien omzeilend) hun passagiers zo snel mogelijk op de plaats van bestemming te krijgen. ‘Keep distance. Blow horn please’ is hun boodschap aan het achteropkomende verkeer. Maar dat houdt zich alleen aan het tweede gebod. Een botsauto-tent op Koninginnedag is vergeleken met dit pandemonium een oase van rust.

Op zoek…

Volgens een voorbijganger moet het firestation zich bevinden aan het eind van “This” zij­straat. Hij wijst in de richting van een onbeduidend zijstraatje. Niets duidt op de aanwezigheid van een hoofdpost van een miljoenenstad. We vragen een tweede passant om een bevestiging. “Yes” is het antwoord. Maar na een week India-ervaring weten we dat dit nog niets zegt. “Yes” betekent hier heel vaak “Ik weet het niet” of gewoon “No”. Aarzelend slaan we het straatje in. Al snel komen we op een binnenplaats waar de trots van brandweer Varanasi staat te glimzelmanzen: een bejaarde tankautospuit van een voor mij volstrekt onbekend merk.

Kennismaking

Een paar mannen kijken ons verbaasd aan. Gelet op hun onderscheidingstekens hebben we te maken met HBT’s en een Adjunct-hoofdbrandmeester 1e klas. Ik trek de stoute schoenen aan en stel me voor aan de officier. “What’s your problem?”, is zijn niet bepaald vriendelijke reactie. (Maar ja, bedenk ik, hoe zou een gemiddelde Nederlandse brandweerman reageren als er drie kortgebroekte Indiërs, gewapend met fototoestellen, zijn terrein op kwamen wandelen?). Ik leg uit dat ik helemaal geen probleem heb, maar dat ik als medewerker van het Dutch Istitute for Fire Service and Disaster Management gewoon geïnteresseerd ben in de brandweer in het algemeen en in die van India in het bijzonder. Hij kijkt mij ongelovig aan en voordat hij mij de gelegenheid geeft mijn verhaal af te maken vuurt hij een reeks vragen op mij af. De man heeft een spraakgebrek en is dus moeilijk te verstaan. Maar ik begrijp dat hij wil weten hoe hoog je in Nederland kunt komen met een autoladder, wat in ons land de meest voorkomende misdaad is, welk wapen misdadigers doorgaans gebruiken en hoe lang je de bak in gaat als je iemand om zeep hebt gebracht. Ik voel me, vooral door die laatste vragen allerminst op mijn gemak en krijg de neiging rechtsomkeert te maken. Maar de weergoden boven Varanasi verhinderen dit. Een wolkbreuk noodzaakt ons dekking te zoeken in Bromsnors kantoor. (Geen idee hoe de man heet. Hij heeft zich niet voorgesteld en op zijn badge staat zijn naam in -voor mij althans- onbegrijpelijk Hindu)

Wat onwennig zitten we tegenover elkaar. Ik overhandig hem de Nibra-brochu­re, maar daar is hij helemaal niet in geïnteresseerd. Antwoorden op vragen die ik stel over de brandweer ontwijkt hij zorgvuldig. Een goedlachse HBT (??) -met ook al een spraak gebrek!- v­oegt zich bij ons. Langzaam maar zeker wordt de sfeer wat minder gespannen. Bromsnor geeft het bevel thee voor ons te halen. Of wij daar wel trek in hebben, is een vraag die helemaal niet bij hem opkomt.

De HBT presenteert ons een pruim tabak. Met moeite slagen we erin dit aanbod af te wimpelen. De beide heren voelen zich hierdoor niet gehinderd zichzelf te tracteren op een verse pruim. Wanneer ze zorgvuldig eerst de oude verwijderen wordt ons duidelijk hoe we hun spraakgebrek moeten verklaren.

Materieel

Werd het nu maar droog, dan konden we na een beleefdheidsbezoek aan de voertuigen de heren vaarwel zeggen. Mijn gebed wordt verhoord. Zodra het niet meer hoost maar slechts druppelt zien wij onze kans schoon om aan te geven dat we nog een kijkje willen nemen bij het materieel. Dat blijkt te bestaan uit twee tankautospuiten en een manschappenwagen. Van persluchtvoorzieningen is geen spoor te bekennen. Maar verder is de uitrusting toch redelijk compleet. Behalve hogedruk- en lagedrukslangen ontdekken we een schuimkanon en achter een van de deuren ook een hele batterij CO2 cylinders. “Die zijn om vloeistofbranden te blussen”, horen we achter ons iemand uitleggen. Bij de stem hoort een burger die we nog niet eerder gezien hebben. Hij stelt zich voor als Satya Pralash Srivastava, ‘Officer of duty’ brandweer Varanasi. En wie zijn wij dan wel? Als ik Nibra stamel zie ik hem denken: ‘Nooooit van ge­hoord’, maar deze non-verbale reactie spoort niet met zijn antwoord: ‘Okaaaaaayyyyy!’ waarop een gulle lach volgt.

Hier hebben we duidelijk te maken met iemand die besmet is met het brandweervirus. Een ‘gezonde ziekte’ die wereldwijd verspreid is. Ook tijdens bezoeken aan brandweer Yogyakarta en Punta Arenas ontmoette ik collega’s die eraan ‘leden’.

Misverstand

Zo trots als een aap is hij op de nieuwste aanwinst: een (speelgoed)pomp die niet alleen handmatig maar ook electrisch gestart kan worden. Een enorme verbetering ten opzichte van de oude pomp, die het altijd op het moment suprème liet afweten.

Hij praat honderd uit. Voorzichtig leggen wij uit dat we al een hele tijd met zijn collega’s hebben zitten praten en dat we eigenlijk terug moeten naar ons hotel. Met zijn collega’s? Wie zijn dat dan wel? Ik wijs naar de overkant. Zijn gezicht betrekt. ‘Wat weten die lui van de politie nu van de brandweer?’ Dat hij geen hoge dunk heeft van de ordebewaarders van Varanasi blijkt zonneklaar uit zijn reactie. Bij ons valt het kwartje.

Het begint al donker te worden, dus geven we aan, dat het tijd wordt weer eens op te stappen. Maar daar kan geen sprake van zijn! De gelegenheid om eens een flinke boom op te zetten met collega’s uit het verre Nederland wil Satya zich niet laten ontgaan. Voor we het weten zitten we op de veranda van zijn huis, dat gelukkig op hetzelfde terrein staat.

Dat misverstand met de politie lijkt me een aardige binnenkomer. Enthousiast vertel ik dat ook in Nederland politie en brandweer goed samenwerken bij grootschalig optreden en dat we bij het Nibra trainingen geven die samenwerking nog verder moeten verbeteren.

Maar in India moet nog heel wat water door de Ganges stromen vooraleer er sprake kan zijn van enige vorm van samenwerking tussen brandweer en politie, zo begrijp ik uit Satya’s reactie. “Die arrogante kwasten moeten eerst maar eens uit hun ivoren toren komen.” Nee, Satya heeft geen hoge dunk van zijn partners in rampenbestrijding, zo veel is wel duidelijk. Voor onze trainers valt hier nog een wereld te winnen.

Of wij een kopje thee lusten. Hij geeft zijn verlegen zoontje de opdracht mama een kopje thee te laten serveren.

Volgende onderwerp. Ik wijs hem op het enorme brandgevaar dat ik in de oude wijken van Varanasi heb gesignaleerd. Kan hij iets vertellen over grote branden? Dat schijnt allemaal reuze mee te vallen. “De meeste branden zijn al uit voordat wij ter plaatse zijn.” Dat antwoord verbaast mij niets. Onwillekeurig moet ik denken aan een uitspraak van Henk Verdonschot (brandweer Eindhoven) die mij de beginselen van het brandweervak bijbracht: “Elke brand gaat vanzelf uit.”

De vraag over slachtoffers bij branden kan hij niet beantwoorden, want: “Wij houden dat niet zo bij.”

Ik vertel dat in Nederland de brandweer na alarmering geacht wordt binnen zes minuten ter plaatse moet zijn. Hoe zit dat hier? “In India moet dat binnen één minuut,” roept hij triomfantelijk. Mijn mond valt open. Wij blijken elkaar verkeerd begrepen te hebben. Na alarmering moet de brandweer binnen één minuut uitgerukt zijn. Om vervolgens volkomen vast te lopen tussen vrachtwagens, bussen, riksja’s en heilige koeien…….

Op de thee

Daar komt Satya’s beeldschone ega tevoorschijn met een blad gesuikerde thee, rijkelijk voorzien van melk met vellen. Voor deze bijzondere gelegenheid heeft zij zich in haar zondagse sarong gestoken en een verse stip op haar voorhoofd geplakt. Nu begrijpen we, waarom die thee zo lang op zich liet wachten.

En (‘oh, my God!’) op het blad ontdekken we ook een flinke stapel sandwiches. Tot nu toe hebben we wat eten betreft in India op safe gespeeld, indachtig een uitspraak van een bevriende piloot: “Als ik er overheen vlieg, raak ik al aan de race!”

“Daar heb ik wel een weekje diarree voor over”, zegt Roland en neemt dapper een flinke hap van een boterham.

Wat jammer, dat ik de Nibra-informatie aan Bromsnor heb gegeven, want Satya zou die van voor tot achter hebben gespeld. “Je gelooft toch zeker niet, dat ik dat boekje van die lui krij, hè?” meesmuilt hij. Ik beloof dat ik wat informatiemateriaal zal opsturen. Zijn dag is weer goed. En die van ons ook. Als goede vrienden nemen we afscheid. En weer ben ik er trots op bij zo’n wereldclub te horen.