Proloog
Toch nog één keer een fietsreis door Spanje maken: daar had ik, na de teleurstelling van vorig jaar, toen ik al op dag 1 de fietsreis van Bilbao naar Valencia wegens omstandigheden thuis moest afbreken, niet meer op durven hopen. Totdat fietsvrienden ons de Ruta Iberica aanbevolen, een fietsroute die Spanje en Portugal diagonaal doorkruist van Pau in Zuid-Frankrijk tot aan Lissabon. Gelukkig was Bas daar meteen voor te porren. Omdat het half mei in Noord Spanje nog behoorlijk koud kan zijn besloten we deze route te fietsen in omgekeerde richting, dus vanuit Lissabon en te kiezen voor Pamplona als eindbestemming.
De route voert door mooie stadjes en imposante landschappen. De zwaarte ervan schijnt mee te vallen. In ieder is ie geval minder heftig dan de route naar Andalusië, de Zilverroute en de Camino Frances naar Santiago, routes die we eerder fietsten. Maar ja, Spanje is nergens vlak, dus af en toe zullen we toch flink op de pedalen moeten.
We vliegen van Schiphol naar Lissabon met Vueling, wat betekent dat de fiets in een doos moet. Na al dat gedoe met het vervoer van een fiets in een hoes is dat misschien maar goed ook. Hoewel, zo’n doos is wel een heel gevaarte.
Thuis dus eerst maar eens geprobeerd hoe je een fiets in een doos prutst. Dat viel mee. En Loes is bereid de (opgevouwen) dozen naar Schiphol te brengen. De hele route, beschreven in de fietsgids van Paul Benjaminse, hebben we goed bestudeerd, de gpx-files staan in onze telefoons, het hotel voor de eerste nacht is geboekt: we zijn klaar voor een nieuw fietsavontuur!
Dag 1: Heveadorp-Schiphol-Lissabon, 16 mei
Gelet op de wild-west taferelen die zich regelmatig op Schiphol voordoen besluiten we ruim op tijd aanwezig te zijn. Per trein kom ik om 11:00 uur aan, Bas iets later: op de fiets, vanuit Lisse. Bij vertrekhal 1 rijdt even daarna Loes voor met de dozen. Kiss and ride en weg is ze.
Het is wel druk op Schiphol, maar geen gekkenhuis. Op een rustig plekje plakken we de dozen in elkaar en maken we de fietsen vliegklaar. Goed dat we dat thuis even geoefend hebben. Het is snel gepiept. Inchecken, de fiets afgeven bij odd luggage en de security check gaan als een speer. Dus hebben we royaal de tijd voor een bak koffie.


Precies op tijd boort het vliegtuig zich door een wolkendek boven Schiphol. Ruim twee uur later landen we in een nagenoeg wolkeloos Lissabon.
Hier is blijkbaar geen tekort aan personeel, want in no time plukken we de ruimbagage van de band en vrijwel tegelijkertijd worden de fietsen afgeleverd.
Snel zetten we de fietsen weer in elkaar, waarna we op ons gemak naar het hostel peddelen: over een vrij liggend fietspad langs een weg waar een vier rijen dikke file zich stapvoets naar het centrum begeeft. Het hostel is gelegen in het oude centrum van Lissabon. Voordat we daar aankomen worden we nog getrakteerd op een bloedsteile helling die vrijwel iedereen ‘neemt’ door de ‘funiculaire’ te nemen, een tram, speciaal voor steile trajecten.


Over het hostel kunnen we kort zijn: prima. Schoon, uitzicht op de Taag en dichtbij leuke barretjes en restaurantjes. Een biertje en een hapje, daar zijn we wel aan toe.
Dag 2, van Lissabon naar Alcácar do Sal, 17 mei
Lis’bon hostel ligt op een steenworp afstand van de steiger van de veerboot naar Montijo. Op het moment dat we daar aankomen, is de boot net aan het afmeren. Snel een kaartje gekocht en aan boord. Na ongeveer 20 minuten staan we aan de overkant. Ja, die Taag is best breed hier.

Gravel en tegenwind
Hier begint de Ruta Iberica pas echt. Maar over het traject tot Setubal zijn we niet zo enthousiast. Het landschap is niet erg opwindend en van tijd tot tijd verandert het asfalt vol slechte stukken in een gravelweg waarop soms echt niet te fietsen is. Bovendien waait het stevig, uit de verkeerde richting. Tegenwind heet dat.
Ook in Setubal hoeven we niet lang op de veerboot te wachten. De overtocht duurt ongeveer een half uur en is gewoon leuk. Het is inmiddels wel behoorlijk warmer geworden. Zo fris als het bij vertrek was (17 ℃) zo aangenaam is het nu (rond 25 ℃).


Saai
Aan de overkant wacht ons een wat vriendelijker landschap. Als je niet beter zou weten waan je je ergens tussen Renesse en Haamstede: duinen en dennenbossen en af en toe uitzicht op de trechtermonding van de Rio Sado. In de omgeving van Comporta zien we rijstvelden. Ben overigens benieuwd of het rijstmuseum aldaar veel bezoekers trekt. (Denk het niet).

Na Comporta volgt het saaiste deel van deze etappe. Een kaarsrechte weg met veel stukken vals plat. En het waait nog steeds. Alleen harder. We zijn dan ook blij als het einddoel in zicht komt: Alcácar do Sal, een aardig plaatsje aan de Sado dat zijn naam dankt aan de zoutwinning die hier van oudsher plaatsvindt. Op de ‘boulevard’ langs de rivier is een terras waar bier wordt getapt snel gevonden.


Onderweg hebben we via Booking.com een hotelletje gevonden in het centrum: Ordem de Santiago. De fietsen mogen achter slot en grendel. Een veilig idee.
Choco frito
Op het terras van het restaurant waar we een hapje willen eten treffen we op het menu alleen gerechten aan met namen in het Portugees. (Niet onze sterkste kant) Ik besluit me te laten verrassen met een ‘petisco’ genaamd Choco Frito. Bas neemt het zekere voor het onzekere en kiest voor tomatensoep (rijk gevuld, aldus de kelner. ) Zowel de choco frito (gefrituurde inktvis met citroen en citroenmayonaise) met arroz (rijst) als de soep smaken prima.
Dag 3, Van Alcácar do Sal naar Évora, 18 mei
Vanuit de ontbijtzaal op de derde verdieping van hotel Ordem de Santiago heb je een prachtig uitzicht op de kade langs de Rio Sado. Met het ontbijt is trouwens ook niks mis.


Heuvel op heuvel af
Als we rond acht uur het stadje uitrijden is het nog heerlijk koel. Het belooft weer een prachtige dag te worden.
Tegenwind
De eerste kilometers volgen we een brede N-weg, waarop het gelukkig niet echt druk is. Ook hoeft er nog niet geklommen te worden, dus dat schiet lekker op. Maar na een kilometer of 15 is het gedaan met de pret. Daarna gaat het alleen maar heuvel op, heuvel af. Ongemerkt fietsen we de Alentejo in. Deze provincie staat bekend om haar prachtige landschap: een vriendelijk heuvelland met kurkeiken, waartussen koeien grazen, graanvelden en eucalyptus bossen. Heel dun bevolkt, dat wel. Onderweg passeren we maar twee dorpen waaronder Escoural. Daar slaan we voor tussen de middag een broodje in en wat beleg.


Elk nadeel
Een straffe wind uit het noord-oosten blaast ons recht in het gezicht. Dat maakt het fietsen niet makkelijker. Maar, zoals Johan Cruijff al zei: “elk nadeel heb z’n voordeel.” De wind brengt namelijk verkoeling (het is inmiddels aardig warm geworden) en je kunt h’m af en toe eens lekker door je bezwete kruis laten waaien.
Op picknickplaatsen langs deze route hoef je niet te rekenen, dus zoeken we een schaduwrijk plekje langs de kant van de weg waar we het broodje wegkauwen.

Na de ‘lunch’ is het nog maar 23 kilometer naar Evora, het einddoel van vandaag.
Wanneer we op een tamelijk drukke N-weg terecht komen geeft een bord aan Evora 4 km, terwijl de route-app aangeeft: nog 10 km te gaan. Wat te doen? De makkelijke (maar drukke) weg volgen? Of kiezen voor de moeilijke (om)weg? Indachtig de bijbelse gelijkenis kiezen we voor het laatste. Wat blijkt in te houden: een gravel/wasbord weg die na een paar kilometer overgaat in een hobbelig asfaltweggetje langs een industrieterrein. Niet bepaald de moeite waard, maar ja.
Stad met geschiedenis
Evora is de geheel ommuurde hoofdstad van de Alentejo met een geschiedenis van voor de Romeinse tijd.
Via smalle klinkerstraatjes fietsen we naar het midden in het centrum gelegen hotel dat we onderweg geboekt hebben: ‘Hi Évora Pousada de Juventude’, een jeugdherberg dus, waar we als oudere jongere overigens welkom zijn.
In het prachtige gebouw (dat vermoedelijk ooit een ziekenhuis is geweest) krijgen we een ruime kamer. Prima!
Na een douche wandelen we via een doolhof van smalle straatjes langs de verschillende bezienswaardigheden, waaronder een tempel uit de Romeinse tijd en wat oude kerken. Op een prachtig plein strijken we neer op een terras en brengen we de vochtbalans op peil.


Dag 4, van Évora naar Estremoz, 19 mei
Weer tegenwind
Van Évora naar Estremoz is ongeveer 40 kilometer. Met de auto. Maar onze route gaat over kleine weggetjes via de dorpen Santa Suzana en Redondo. Een omweg van 28 kilometer.
Weer blaast een straffe tegenwind ons af en toe van de weg. “Komt door de klimaatverandering,” aldus Bas, “Dan heb je vaker tegenwind.” Ja, ja..
De klimmetjes in het heuvelachtige landschap stellen niet veel voor. Pas na Redondo krijgen we te maken met het serieuze werk: een kilometers lange klim naar een hoogte van 480 meter waarin stukken van 10, 11%.
Tse tse vlieg
Met de snelheid van een achteruit vliegende tse tse vlieg stoempen we omhoog. Dat gaat eigenlijk best goed. Maar eerlijk is eerlijk, op heel steile stukken vinden we het verstandiger om de fiets wandelend omhoog te duwen.


Zoals gebruikelijk volgt na een lange klim een fijne afdaling die de gemiddelde snelheid weer ten goede komt.
Estremoz is een oude vestingstad en ligt (natuurlijk!) op een heuvel. Dus aan het eind van de rit krijgen we nog een pittige klim voor de kiezen. Hotel ‘O Gadanha’ ligt gelukkig in de benedenstad en is snel gevonden. Voor een menu del dia zijn we net te laat, dus smeren we op de kamer snel een broodje, want na zo’n klim kunnen we wel wat calorieën gebruiken.
In Estremoz was ik eerder tijdens onze camperreis, een paar jaar geleden. Bas kent het plaatsje niet en vindt na een wandeling door de stad, dat ik niks te veel heb gezegd. Estremoz is het pareltje van de Alentejo.


Dag 5: Van Estremoz naar Badajoz, 20 mei
Niet klagen maar dragen
We hebben afgesproken niet meer te klagen over die verrekte tegenwind, want dat heeft toch geen zin. Of zoals Gerard Reve al zei:”Ik kan het nut van klagen over het weer niet inzien, zolang er geen middelen zijn ontwikkeld om het te beïnvloeden.” Dus vertrekken we met frisse moed uit Estremoz met als einddoel het net over de Portugees/Spaanse grens gelegen Badajoz. Het is nog heerlijk koel. Achter hoge bewolking houdt een flets zonnetje zich schuil.
Borba
In Borba wil Bas het paleis van een of andere hertog bekijken. Op een terrasje bekijken we de plattegrond van het stadje en komen we er achter, dat dat paleis te bewonderen is in Vila Viçosa, een plaatsje wat verderop. Nou ja, de koffie smaakte in ieder geval goed. En gaan maar weer. We passeren rommelige marmergroeven en na ongeveer een half uur komt Vila Viçosa in zicht. Voor de verandering nu eens niet op een heuvel gelegen maar onder ons, in een dal.

Paleis
Vila Viçosa blijkt een mooi stadje waar we om de haverklap moeten stoppen voor overstekende padvinders. (Vanwege een scouting festival?) Het paleis is snel gevonden. Inderdaad de moeite van een omweggetje waard. Op het plein ervoor staan tientallen dikke Mercedessen uit de 300 serie opgesteld, klaar om te vertrekken voor een rally.

Elvas
De route van Vila Viçosa naar Elvas is prachtig. En ook het volledig ommuurde vestingstadje Elvas is een bezoek waard. Met name het in de 16e eeuw gebouwde aquaduct om de stad van water te voorzien is imposant. Veel bouwwerken ook, die herinneren aan de periode dat de stad werd overheerst door de Moren. Als we via een zijdeur een oude kerk binnenstappen vallen we met onze neus in een huwelijksplechtigheid. Feestelijk uitgedoste mensen wachten vol spanning op de komst van een bruid, die even later aan de arm van (vermoedelijk) haar vader de kerk wordt binnengeleid.

Spanje!
De laatste 25 kilometer tot Badajoz gaan als een speer. Wat wil je? Vals plat dalend en met de wind van schuin op zij. (Oh jé, we zouden het niet meer over de wind hebben). Al snel bereiken we de Portugees/Spaanse grens en moeten onze horloges weer een uur vooruit. Welkom in Spanje!

Hotel Cervantes blijkt een eeuwenoud, tot hotel verbouwd gebouw, gelegen aan een sfeervol pleintje in het centrum van de stad. De kamer is van alle gemakken voorzien en, niet onbelangrijk, geboekt voor een heel schappelijk prijsje.
Na een douche gaan we op zoek naar een restaurant waar je al vanaf 21:00 uur iets te eten kunt bestellen. Dat lukt uiteindelijk in de wijk rond het Plaza Alta. Wat we uiteindelijk besteld hebben? Geen idee (ons Spaans is niet zo sterk), maar het smaakt voortreffelijk.

Dag 6: van Badajoz naar San Pedro de Mérida, 21 mei
Via een wirwar van smalle straatjes verlaten we Badajoz, om aan de overkant van de Guadiana de route weer op te pikken. (Waar zouden we zijn zonder een fietsnavigatie-app?)
Het is tamelijk fris en het spettert licht. Maar de regen zet niet door. De route is vlak en gaat langs een kanaal door een beetje saai boerenland. Wel fijn: het is een vlakke route. Alleen die wind…. Maar afijn, daar zouden we het niet meer over hebben.
Wegversperring
In de buurt van een gehucht maant een oude baas ons te stoppen. Hij begint tegen ons in rap Spaans te ratelen en gebaren. Hoewel we er niets van verstaan begrijpen we wel, dat er van het vervolgen van onze route via dít weggetje geen sprake kan zijn. Wat verderop is een brug ingestort (of zoiets). Met veel omhaal legt hij uit hoe we de versperring kunnen omzeilen: een stukje via de N-weg en na een kilometer of tien weer terug naar de route. Tja, er zit niks anders op.
Koffie
Langs dat boerenweggetje zouden we de hele weg naar Mérida moeten afleggen zonder koffie. Maar langs de N-weg treffen we een hotel dat in onze koffiebehoefte kan voorzien. Elk nadeel… enz. Als we iets verderop de route weer kunnen oppikken blijkt, dat we zes kilometer hebben omgereden.
Besluit


Al om een uur of twee naderen we Mérida. Hier kruist de Ruta Iberica de Zilverroute (van Sevilla naar Santiago de Compostela) die we in 2017 fietsten. Destijds hebben we de stad al aardig verkend. We besluiten daarom nog een stukje door te fietsen. Morgen staat er een pittige etappe op het programma, dus is het prettig daarvan al een gedeelte gedaan te hebben.

Kekke pakjes
De oude Romeinse brug over de Guadiana waarover onze route naar de stad blijkt afgesloten vanwege een wielerwedstrijd voor vrouwen. In kekke, weinig verhullende wielrenpakjes razen de dames voorbij. Ze blijken een x-aantal rondjes te moeten afleggen via de bruggen over de rivier. Interessant!
Menu del dia
We besluiten van de nood een deugd te maken en in het restaurant op de hoek een ‘menu del dia’ te scoren: een schotel vol gefrituurde ‘fruits de mer.’ Ik smul, Bas is minder enthousiast. Zodra de wielerwedstrijd is afgelopen zetten we de reis voort. Na ruim een uur komen we aan bij Hostal in San Pedro de Mérida. Op de teller staat een dagafstand van 91,5 kilometer. We liggen voor op schema!
Dag 7: van San Pedro de Mérida naar Trujillo
De kamer in hostal Viñuela was prima en het cafetaria ernaast ook. Maar wat maken die Spanjaarden een teringherrie. In de ontbijtzaal ouwehoeren ze met elkaar op volle sterkte en het volume van de tv, waar niemand naar kijkt, staat op maximaal. Even een tostada wegspoelen met een bak koffie en dan snel wegwezen hier.
Regen
Het is zwaar bewolkt, behoorlijk fris en het begint licht te regenen. Na de eerste kilometers langs een snelweg buigt de route af en fietsen we langs een kanaal.
We zijn op weg naar Trujillo, een stadje gelegen aan een variant van de hoofdroute. Toen we in 2017 de Zilverroute fietsten konden we kiezen tussen een variant via Cacerés of via Trujillo. We kozen toen voor Cacerés, maar Bas hecht eraan Trujillo in de route op te nemen. Terecht, want een bezoek aan dat stadje is absoluut de moeite waard. Ik was er al eerder, maar vind een tweede bezoek geen enkel probleem.
Uitgestorven
De rit langs het kanaal is prachtig. In de bermen is de mimosa bijna uitgebloeid, maar ruikt nog heerlijk. Het is opgehouden met regenen en de zon laat zich steeds vaker zien. Heerlijk fietsweer.


Veel verkeer is er niet op deze weg. Het aantal auto’s dat we tellen tijdens de 42 kilometer tot het eerste dorp dat we tegenkomen: één!
Na dat dorp fietsen we door de prachtige Extremadura over een rustig weggetje. De enige levende wezens die we tegenkomen zijn koeien die ons verbaasd nakijken.


Forse klim
Circa 30 km voor de finish moeten we nog flink op de pedalen tijdens een klim met stukken van 12%. Het gaat ons steeds gemakkelijker af.
Trujillo zien we in de verte al liggen (op een heuvel) wanneer we nog 15 km te gaan hebben.
Trujillo verkennen
Veel vroeger dan verwacht bereiken we de stad Hotel Hueso ligt op een steenworp van het Plaza Mayor. Snel onder de douche en op naar het centrum.
Het eerste wat opvalt op het Plaza Mayor is een gigantisch ruiterstandbeeld van een schurk uit de 16e eeuw: Pizarro; een analfabeet die deze arme streek ontvluchtte om zijn geluk (en goud!) te zoeken in Peru. Met succes. Als conquistador wist hij het te schoppen tot onderkoning van Peru. Met een lading goud keerde hij terug naar zijn geboortestreek en liet voor hem en z’n vriendjes in Trujillo een paar stadspaleizen bouwen. Deze blijken de tand des tijds goed te hebben doorstaan.


Einde aan Inca-cultuur
Tijdens Pizarro’s verblijf in Peru kwam er trouwens ook een einde aan de Inca-cultuur. (Om zeep geholpen door de conquistadores.)
De Moren
Ook de Moren hebben hun sporen nagelaten in Trujillo. Uit de Moorse tijd stamt een kasteel gelegen op het hoogste punt van de stad.


Een vroege ‘hap’
Er zijn in de stad talloze restaurantjes, maar daar kun je pas vanaf een uur of tien ‘s avonds terecht. In het hostal daarentegen al vanaf 20:00 uur. En de kaart ziet er best wel goed uit. Dus een keus is snel gemaakt.