Dag 8: van Trujillo naar Guadalupe, 23 mei
82,6 km, 1694 hoogtemeters
Vroeg vertrekken bevalt ons goed. Normaal gesproken kom je dan ook niet te laat op de plaats van bestemming aan. Maar vandaag liep het iets anders.
Tien over acht verlaten we via smalle straatjes het centrum van Trujillo.
De eerste kilometers van de route gaan langs een drukke weg. Fietsers mogen op de brede vluchtstrook, maar dat fietst toch niet zo lekker. Na een kilometer of tien leidt de route ons naar een rustige B-weg waar nauwelijks verkeer is.
Een lange klim
Al snel beginnen we aan een klim: langer en steiler dan ons lief is. Met als bijkomend voordeel: ook de afdaling is lang. Al had die wat ons betreft best nog wel wat langer mogen zijn. Eenmaal beneden begint het hele circus opnieuw. Na een aantal van dat soort klimmen en klimmetjes zijn we wel aan koffie toe. Dorpen zijn we nog niet tegengekomen maar jawel, in de verte duikt iets op wat op een dorp lijkt: Garciaz. Maar als we wat dichterbij komen blijkt dat dat dorp naast de route ligt, op een heuvel. We hebben echt geen zin om extra hoogtemeters te maken, dus besluiten we verder te gaan naar het volgende dorp.


Ruig berglandschap
We fietsen nu door een natuurgebied, genaamd Villuercas. Prachtig! Vooral die vergezichten als we op grote hoogte zijn. We zijn nog steeds in de Extremadura, maar van een lieflijk, glooiend heuvelland is geen sprake meer, eerder van een ruig berglandschap. Hellingen zijn dus ook langer. Én steiler.
Er is hier geen sterveling te zien en vertwijfeld vragen we ons af of we nog wel een dorp zullen tegenkomen en zo ja, wanneer. Eindelijk, nadat we 52 kilometer hebben gefietst is daar zo waar een dorp (Berzocane) en nog wel met een terras ook! We nemen uitgebreid de tijd voor een pauze en na nog een tostada en een Cola zijn we klaar voor de laatste lange klim en nog een stuk of wat kortere.


Regen
In Coñamero, 18 km voor de finish boeken we in een café een overnachting in Guadalupe, onze eindbestemming voor vandaag. Ondertussen is het buiten gaan regenen. Als die bui na een half uur minder wordt vertrekken we. Maar we zitten nog niet op de fiets of het begint opnieuw te regenen en aanzienlijk harder.
We besluiten door te fietsen. Nat zijn we nu toch.
Blubberzooi
Op ca 5 km voor Guadalupe verwijst de route ons naar een smal weggetje waar ooit, vermoedelijk heel lang geleden, asfalt heeft gelegen en voor die tijd een spoorbaan. Aha, een Via Verde! Er is te fietsen, maar de regen heeft er een blubberzooi van gemaakt. Na een tunnel en een viaduct naderen we een buitenwijk van Guadalupe. De Via Verde houdt op en via een bloedsteil blubber/keienpad fietsen we de stad in. Hostal Alfonso XI ligt midden in het centrum.


Belangrijkste bezienswaardigheid van Guadalupe: een indrukwekkend kasteel/klooster. Daarvoor een fraai plein met terrasjes, waar met dit weer geen mens te zien is.
Nu snel een warme douche, een hapje eten in het centrum en zo snel mogelijk onder de klamme lappen.

Dag 9, van Guadalupe naar Talavera de la Reina, 24 mei
103,5 km, 878 hoogtemeters
Bij het vertrek vanuit Hostal Alfonso XI is het nog erg fris. Maar na de regen van gisteren is het helemaal opgeklaard. Vooralsnog is er geen wolk te zien. We kijken nog even rond op het plein voor het kasteel/klooster en maken nog wat foto’s waarna we via een mooie afdaling het stadje verlaten.

Nog even een stop om de skyline van Guadalupe te vereeuwigen en gaan maar weer. Er wacht ons een lange rit van ruim 100 km, met in de eerste helft flink wat klimwerk. We zouden wel een wat kortere rit willen maken, maar eerder dan in Talavera de la Reina zijn er geen of nauwelijks overnachtingsmogelijkheden.
Nog steeds fietsen we door het schitterende natuurgebied Villuercas. Op de weg erdoorheen is nauwelijks verkeer, en dorpjes zijn in dit gebied schaars. Dit is het domein van herten, reeën en een scala aan roofvogels.
Het eerste dorpje dat we na 15 km tegenkomen is Dalía. ‘Ns kijken of daar een barretje is. En jawel!


We slagen erin, zelfs in dit gehucht, nog een beetje te verdwalen, maar uiteindelijk pakken we de route weer op. Kort daarna stuurt de route ons een steile onverharde en modderige weg op. Leuk voor mountainbikers, niet voor ons. Gelukkig zien we op onze app dat na een aantal kilometers de onverharde weg weer samenkomt met de weg die we zojuist volgden. Terug dus maar weer.
Er volgen nu een paar vileine klimmen. De meeste met stukken van 10, soms ook 12%. De schitterende uitzichten op onder ons liggende vlaktes en mooie rotspartijen maken veel goed.


Pas rond één uur bereiken we de Puerta San Vincente, een ‘col’ van 807 meter. In het gelijknamige dorp net na de col blazen we even uit op een terras. Kort na ons komt daar een Nederlands echtpaar aan. Leeftijdgenoten, op, hoe kan het ook anders, Santosfietsen. Ze fietsen een deel van de Ruta Iberica. We hebben nog bijna 70 km te gaan, dus een lang gesprek wordt het niet.
Na de col verandert het landschap van groen en bosrijk, naar geelachtig en wat kaler. Ook mooi.
Na een lange afdaling schieten we de Via Verde de la Jara op: een fietspad aangelegd op een voormalige spoorbaan. Er zijn in Spanje veel van zulke via verdes (we hebben er al vele afgefietst) en dit moet volgens het routeboekje een van de mooiste zijn. Dat blijkt te kloppen. Het desolate landschap dat we doorkruisen is fascinerend. En wat ook prettig is: geleidelijk dalen we verder af en ook nog eens met de wind in de rug. Dat schiet lekker op. In onverlichte tunnels gaan de koplampen aan, dan is het goed te doen.


Volgens het boekje staat ons nog een aardige klim te wachten. Het blijkt te gaan om een omweg om een heel lange onverlichte tunnel te vermijden. Genoeg geklommen vandaag, vinden we, dus duiken we de tunnel in. Viel reuze mee en we snijden er een flink stuk door af.
Tijdens de fietsreis naar Andalusië fietsten we langs de bron van de Taag. Hier is de Taag al een brede rivier. Het uitzicht erop vanaf de via verde is prachtig.


Rond 18:00 uur boeken we een B&B in Talavera de la Reina, waar we rond 19:00 uur aankomen. Onze kamer ligt op de derde verdieping van een appartementencomplex midden in het centrum. De beheerder heeft ons via Whatsapp codes gestuurd om de voordeur en de deur van de kamer te openen. Het is even puzzelen, maar we komen eruit.
Op de terrassen in het centrum is het een gezellige drukte. We drinken en eten er nog wat en kijken terug op een lange maar mooie dag met 104 km op de teller.

Dag 10: van Talavera de la Reina naar Cadalso de los Vidrios, 25 mei
64,67 km, 1318 hoogtemeters


Na een café Americano en een tostada marmolada op een aardig terras fietsen we Talavera uit langs een prachtig gerestaureerde stadsmuur.
Het is spitsuur, dus behoorlijk druk. Anders dan in Nederland zijn Spanjaarden heel hoffelijk jegens fietsers. Ze houden afstand en geven je voorrang, ook als je het niet hebt. Maar, we blijven op de hoede. Safety first!
Er staat vandaag een pittige rit op het programma met twee lange klimmen naar 900 meter gevolgd door vier wat kortere, maar wel steile naar ca 800 meter. Na 18 kilometer beginnen we aan de eerste.
Op een terras van een dorp vlak onder de top van de eerste klim raken we in gesprek met een Nederlands stel dat dezelfde route fietst, maar in een wat rustiger tempo. Om de tweede klim te vermijden kiezen ze voor een alternatieve route naar Pelayos die vlakker is, maar drukker en minder fraai. Wij houden het bij het oorspronkelijke plan: de wat langere, mooiere en rustiger route.

De tweede klim blijkt echter wel wat heftiger dan de eerste, vooral vanwege het slechte wegdek. Maar het moet gezegd, de route is fraai. Vanaf grote hoogte hebben we uitzicht op de vlakte van La Mancha. Vogelaars zouden hier aan hun trekken komen. In de bomen en bossages is het een gezang en gekwetter van jewelste.
Dudeljoho
Op het hoogste punt komen ons twee fietsers tegemoet. Dat moeten Nederlanders zijn. Inderdaad. En heel verrassend: ze herkennen ons van mijn filmpje van de Zilverroute dat zij onlangs op Youtube hebben bekeken. We wisselen wat ervaringen uit, ze maken ons attent op het gezang van een wielewaal (“dudeljoho klinkt zijn lied”) waarna we beginnen aan een lange afdaling.
Op zoek naar een slaapplaats
Ons einddoel van vandaag is Pelayos de la Presa. Zoals gewoonlijk kijken we ca 20 km voor het einddoel of we daar een hotel of hostal kunnen boeken. Lukt altijd, maar nu niet. In Pelayos zijn twee campings en maar één hotel dat niet beschikbaar is.
Volgens het routeboekje is er in Cadalso de los Vidrios, ca 13 km vóór Pelayos een B&B. Ik bel of er nog plaats is, maar krijg een bandje. Dan maar op goed geluk naar het adres. Helaas zijn er in het B&B geen kamers beschikbaar.
We fietsen verder door de hoofdstraat. Vanuit een dikke BMW wordt er iets naar ons geroepen. Even verderop zet de chauffeur z’n auto langs de kant. Blijkbaar heeft ie gezien dat wij tevergeefs bij bet B&B hebben aangeklopt. We begrijpen dat hij wel een plaats weet waar we kunnen pitten: “meld je maar bij de ‘iglesia’ (kerk). Daar is plaats voor ‘peregrinos’, pelgrims, op weg naar Santiago. Ben ik blij dat ik op mijn stuurtas een Jacobsschelp heb geplakt, het teken dat je (ooit) de pelgrimsreis naar Santiago hebt volbracht.
“Peregrinos welcome”
Op goed geluk loop ik de kerk in. Geen mens te bekennen hier, maar ik hoor wel stemmen. In een kantoortje is meneer pastoor in vergadering met een aantal vrouwen. Maar zodra hij me ziet komt ie op me af. Met handen en voeten leg ik uit dat we een slaapplaats zoeken. “Maar natuurlijk! Voor pelgrims is er altijd een plaats in de herberg. Kom maar mee!” (Hij is waarschijnlijk blij dat ie de vergadering kan onderbreken. Want zoals ik tijdens mijn werkzame leven menigmaal opmerkte: “vergaderen is voor de talentlozen”) Achter de kerk blijkt een heuse pelgrimsherberg te zijn, waardoor hij ons trots rondleidt. Er is een keuken met alles d’r op en d’r an, waarin we zelf een maaltijd zouden kunnen bereiden (gaan we niet doen), een ruime badkamer met gloeiend hete douches, we kunnen de was doen en er zijn keurige, brandschone slaapzalen. “Maar straks komt Rita die jullie verder wegwijs zal maken.” We bedanken de pastoor voor alle moeite en zijn benieuwd wat Rita nog aan de info kan toevoegen.
Na nog geen vijf minuten meldt Rita zich met een uitbundig “Ahh peregrinos de Holanda, welcome!”


Ze geeft een toelichting op alle faciliteiten, schrijft ons in, overhandigt ons de sleutels en wenst ons een ‘buen camino’.
Bas informeert voorzichtig “Is dit een alberge donativo?” (Dat wil zeggen dat je zelf mag bepalen wat het verblijf je waard is. Heel gebruikelijk in pelgrimsherbergen.) Maar nee, deze herberg heeft een vast tarief: €5 per persoon.
In de herberg hebben we het rijk alleen. Wat een luxe! En dat voor die prijs….
Vandaag afgelegde afstand volgens Strava: 64,67 km
En namens Strava mag ik een beker toevoegen aan mijn virtuele prijzenkast: het voltooien van de hoogtechallenge voor de maand mei: meer dan 7500 meter geklommen in deze maand. (8086 m)
Dat gaan we vieren! 😀

Dag 11: Van Cadalso de los Vidrias naar San Lorenzo de El Escorial, 26 mei
57,36 kilometer, 1119 hoogtemeters
Voor vandaag hebben een wat kortere rit gepland omdat we in San Lorenzo het Escorialpaleis (van Philips de Tweede) willen bekijken.
Maar ja, soms zit het tegen.
Tegenvaller 1
We hebben het vannacht al gehoord: het regent. En volgens onze weer-app zal het dat de hele dag blijven doen. Afwisselend hard en heel hard. Bovendien is het koud: 11 ℃ is niet de temperatuur die je eind mei in Spanje verwacht.
Toch maar in het zadel, na een ontbijtje in de plaatselijke bar. “Het regent hoor”, zegt de kroegbaas. Ja, dat hadden wij verdomme ook al gezien.
Ondanks de regen en die dikke grijze wolken fietsen we vlot langs granietgroeven en door een prachtig dennenbos, met af en toe mooie uitzichten op het dal, ver beneden ons.


Tegenvaller 2
De Ruta Iberica loopt oorspronkelijk van noord naar zuid. Wij fietsen de route in omgekeerde richting. De erbij behorende gpx-bestanden hebben we dus ook omgekeerd.
In Pelayos laden we de gpx-file naar San Lorenzo de El Escorial in onze navigatie-app en komen tot de onthutsende conclusie, dat we hebben verzuimd déze route om te keren. Wat betekent, dat ook het profiel van de route er anders uit ziet. Hadden we erop gerekend ruim 40 km voornamelijk te dalen, in plaats daarvan zullen we dus 40 km moeten klimmen, naar een hoogte van 1080 meter ***!! (Op de *** een vloek naar keuze invullen. Zo een die vanuit je tenen komt.) We zullen dus over deze route veel langer doen dan gepland.


Tegenvaller 3
Een derde tegenvaller: Bas rijdt lek. Is ons nog nooit tijdens een verre fietsreis overkomen. Tegen een vlijmscherpe doorn blijkt ook een Schwalbe Marathon Supreme band niet bestand. Voordat we het lek gevonden en geplakt hebben zijn we weer bijna een uur verder. We hebben ons er al bij neergelegd: het Escorial bezichtigen zit er niet meer in vandaag. Dus troosten we ons nog maar eens met een bak koffie in een bar, waar we ook weer een beetje op temperatuur komen.
Tegenvaller 4
De routebeschrijving belooft ons een weergaloos uitzicht op het Escorial aan het eind van de route. Om het uitzichtpunt te bereiken moet je wel een paar kilometer over een onverhard pad. “Goed te doen,” belooft het boekje. De praktijk blijkt anders. Het pad is door de zware regen getransformeerd tot een ondiepe bergbeek met een bodem bestaande uit modder en keien. Manmoedig incasseren we deze tegenslag.

Tegenvaller 5
Eenmaal bij het uitzichtpunt aangekomen volgt een nieuwe teleurstelling: het uitzicht op het Escorial zal best mooi zijn bij goed weer. Maar nu, in de regen, met mist en laaghangende wolken valt het zwaar tegen.

Via een mooi park rijden we San Lorenzo binnen.

Meevaller
Vanochtend hebben we een hotelletje geboekt voor (op z’n Haags) ‘wènag’ (€30). Na al die tegenslag van vandaag bereiden we ons voor op de volgende. Het zal wel een aggenebisj tent zijn, voor dat geld. Maar laat dat nou eens meevallen. Hotel Miranda & Suizo blijkt een groot, luxe hotel te zijn (tikje gedateerd, dat wel) in het centrum van San Lorenzo. We worden vriendelijk ontvangen, voor de fietsen is een aparte ruimte en wij krijgen een kleine maar comfortabele kamer toegewezen. Na een warme douche en een biertje in de bar is de ellende van vandaag snel vergeten.

Dag 12: van San Lorenso de El Escorial naar Segovia, 27 mei
70,52 kilometer, 1352 hoogtemeters
In de route van vandaag zit een loodzware beklimming van 1140 naar 1860 meter. Het routeboekje adviseert dat gedeelte met een treintje te doen. De zogenoemde Nature Train vanuit Cercedilla naar het wintersportplaatsje Navacerrada op de gelijknamige col (puerta). Dat lijkt ons na al dat geklim van de afgelopen dagen een goed plan.
Vanuit San Lorenzo is het ongeveer 33 km naar Cercedilla. De trein van 11:35 uur moeten we makkelijk kunnen halen als we rond 8 uur uit het hotel vertrekken.
We kijken nog wat rond bij het immens grote Escorialpaleis, waarna we de stad uit fietsen.


Al snel komen we terecht bij een hek dat toegang geeft tot een bos waarin paarden lopen. En waar we moeten fietsen over een onverhard pad. Het begin gaat nog, maar allengs wordt het pad slechter. De regen van de afgelopen dagen heeft het op veel plaatsen onbegaanbaar gemaakt. Het geploeter door de blubber en diepe plassen maakt ons steeds chagrijniger. Een paar kilometer: oké, maar er lijkt geen eind aan te komen. Telkens is de blijdschap als een onverhard pad overgaat in asfalt van korte duur, want hop, daar gaan we het volgende keien/blubberpad weer op.


Als ook nog eens na Villalba de weg behoorlijk gaat stijgen (tot 1140 meter) verliezen we de hoop dat we de trein van 11:35 uur halen. En de volgende gaat pas om 13:35. Dus: geen haast meer. Rond 12:30 komen we aan bij het stationnetje van Cercedille. Dan hebben we dus nog een uur om onze zeiknatte schoenen en sokken in het inmiddels doorgebroken zonnetje te laten drogen.
Het ritje met de trein is weliswaar minder spectaculair dan de ‘tren a las nubes’ vanuit Salta (Argentinië) maar toch heel leuk. Het uitzicht op de Sierra Guadaramma is prachtig. Veel Madrilenen brengen hier een weekend door om te mountainbiken, wandelen of skiën.



Voordat we aan de afdaling naar Segovia beginnen drinken we nog wat en boeken we een hostal in het centrum van de stad.
De afdaling vanaf 1860 meter naar ca 1000 meter over splinternieuw asfalt gaat lekker. Al vroeg fietsen we de stad in. Wat een drukte hier! Een duizendkoppige massa toeristen wringt zich door de nauwe straatjes.


In het op de tweede verdieping van een groot gebouw gesitueerde hostal wacht ons een teleurstelling. Het is absoluut niet toegestaan om fietsen binnen te parkeren. “Er is anders op de begane grond plaats genoeg,” opper ik. “Ja, maar die is van een andere eigenaar.” De balimedewerker stelt voor ons om te boeken naar een partnerhotel. Nou ja, dat moet dan maar.
Jammer is, dat dat hotel ver buiten het centrum ligt. We hadden graag nog wat rondgekeken in het historische centrum -waar we overigens een goede indruk van hebben, want we zijn langs vrijwel alle bezienswaardigheden gefietst. Segovia is een prachtige stad! – maar dat zit er nu niet in.
Met het Sotilla hotel is trouwens niks mis. We krijgen een comfortabele kamer toegewezen die van alle gemakken is voorzien.

Dag 13: van Segovia naar Cuéllar, 28 mei
92,26 kilometer, 389 hoogtemeters

“Zeer zware route”
Vandaag staat een rit van ruim 90 km op het programma. Het hoogteprofiel ziet er gunstig uit. Voornamelijk vals plat dalend, halverwege een klein heuveltje en aan het eind nog een serieus klimmetje. Toch voorspelt de Komoot route-app een ‘zeer zware route, waarvoor een goede conditie vereist is’. Hoe kan dat nou? Bas heeft een verklaring: ongeveer 50 kilometer gaat over een onverhard Via Verde. Lieve Jezus te paard, hoe zal dat pad er na al die regen van de afgelopen dagen eruit zien? En dan is het ook nog eens de 13e etappe…. Maar, aldus Johan Cruijff: “je moet niet bijgelovig zijn, want dat brengt ongeluk.” Dus gaan we goedgemutst op pad. In de regen.


We pikken de route op onder het aquaduct van Segovia. Toen we hier gisteren de stad in kwamen was het hier vergeven van de toeristen. Maar op dit vroege uur zijn er geen toeristen te zien. Die liggen natuurlijk, al dan niet achter kaap kont, nog lekker te ruften in hun hotelbedjes.
We fietsen langs de kathedraal, via smalle straatjes naar een stadspoort en laten, na een laatste blik op het Alcazar, Segovia achter ons.


Al snel bereiken we het begin van de Via Verde. Die valt niet tegen. Het blijkt een prima begaanbaar gravelpad door een weids landschap. De bermen zijn begroeid met tientallen soorten wilde planten, (voornamelijk klaprozen), die op dit moment allemaal in bloei staan. In de bossages langs het pad geven talloze soorten vogels een vrolijk concert.


Vooralsnog is het na een paar buien aan het begin van de rit droog gebleven, maar nadat we de Via Verde verlaten hebben krijgen we toch nog een flinke bui op onze pet.
De regen belemmert ons helaas ook om het aardige stadje Coca (bekend vanwege een indrukwekkende kasteel) wat uitvoeriger te bekijken.

Zoals gewoonlijk zit het venijn in de staart. Op een saaie, kaarsrechte weg naar Cuéllar steekt er een storm op die ons recht in het gezicht blaast. Bovendien moeten we nog aardig op de pedalen om bij de Albergue te komen die we onderweg hebben geboekt. Want natuurlijk ligt dat op het hoogste punt van de stad.
We worden allervriendelijkst ontvangen en krijgen een rondleiding door de eeuwenoude, maar keurig gerestaureerde albergue. We zijn vandaag de enige gasten en krijgen een sleutel van de voordeur, met het verzoek om die morgen bij vertrek in de bus te doen.


Eerst lekker douchen nu, de fietskleding uitwassen en op zoek naar een restaurantje. Immers: “De buitenlucht graaft” (Nescio)

Dag 14: van Cuéllar naar Aranda de Duero, 29 mei
79,56 kilometer, 412 hoogtemeters

Een stralende dag! Althans daar ziet het naar uit. Weliswaar wordt er voor vanmiddag onweer voorspeld, maar dat zien we dan wel weer.
Een snel ontbijt in de plaatselijke bar (waar het al een drukte van belang is) en op de pedalen!
Weids landschap
We beginnen met een fijne afdaling. Daarna komen we op een B-weggetje door uitgestrekt akkerland. Prachtig, dit weidse landschap. In de bermen weer een enorme diversiteit aan wilde (bloeiende) planten. De regen van de afgelopen dagen heeft de natuur goed gedaan.


Op zo’n vlak parcours schiet het lekker op. In Peñafiel gunnen we onszelf een lange (koffie)pauze. Op de heuvel nabij dit stadje: een imposant middeleeuws fort.

Het enige klimmetje halverwege stelt niet veel voor. De namen van de dorpen waar we doorheen komen eindigen allemaal op ‘de Duero.’ Logisch, want we fietsen door het dal van de Duero, die hier nog een onbeduidend riviertje is, maar bij Porto onder de naam Douro als een machtige rivier uitmondt in de Atlantische Oceaan.
Ook ons einddoel van vandaag ligt aan de Duero. Aranda de Duero is de hoofdstad van het befaamde wijngebied Ribera. Hier perst men wijn uit de tempranillo-druif. Overigens zien we, naarmate we de stad naderen weinig wijnvelden.

Over de laatste 20 kilometers van de route kunnen we kort zijn. Die gaan over een saaie, kaarsrechte weg. Via een troosteloze industriewijk rijden we de stad binnen.
Het hostal dat we geboekt hebben (Elvira) op Burgo de Osma nr 9 is snel gevonden. Maar…de voordeur zit op slot. G*dverk*t, wat nu? We bellen het nummer van het hostal en krijgen iemand aan de lijn die in het Spaans uitlegt wat we moeten doen. Althans, dat veronderstellen we. Maar helaas: we snappen er niks van. Dan maar eens om raad vragen bij de buurman, een kroegbaas op nummer 7. We begrijpen dat we ons moeten melden op nummer 25. Daar zit een bar/restaurant met de naam Elvira.
Als we daar aankomen staat een vriendelijke baas al klaar om ons te verwelkomen. We krijgen de sleutel van nr 9. Als we nu eerst daar de bagage brengen, dan kunnen we de fietsen parkeren op nr 25. Beetje ingewikkeld allemaal maar afijn.
Zo gezegd, zo gedaan. De kamer blijkt een balzaal die van alle gemakken is voorzien. Perfect! De boze bui is dus al snel over.

Nu op naar het Plaza Mayor om die Riberawijn aan een nader onderzoek te onderwerpen.

Verslag Ruta Iberica, week 3 Slot (Aranda de Duero – Pamplona- Heveadorp) klik hier
