De Zilverroute, epiloog

Slechts één probleempje

Onze tweede fietsreis naar Santiago de Compostela, dit keer vanuit Sevilla, zit erop. We hebben genoten van een prachtige reis door een indrukwekkend deel van Spanje. In totaal legden we 1107 kilometer  af in veertien dagen: over bergen, hoogvlaktes en door dalen, over verharde en onverharde wegen, door saaie en door interessante landschappen, in extreme hitte (de eerste tien dagen) en in felle koude. Kortom, het was een afwisselende reis die nagenoeg zonder problemen is verlopen. Nagenoeg? Jawel, want op de vierde dag deed zich een probleempje voor, dat ik in mijn dagelijkse blog heb verzwegen, maar waarover zometeen meer.

Per rolstoel naar de onderzoekskamer

Santiago

De kathedraal van Santiago is gebouwd op de plaats waar in de Middeleeuwen een graf werd gevonden, waarvan men veronderstelde dat het van de apostel Jacobus was. “Ach ja, de menselijke geest zit simpel in elkaar. Als hij onvoldoende feiten tot zijn beschikking heeft slaat hij aan het fantaseren. Zo zijn we aan godsdiensten gekomen.” (dixit Bert Wagendorp). Hoe dan ook, sinds die tijd is Santiago een bedevaartsplaats die op miljoenen mensen  een enorme aantrekkingskracht uitoefent. Het aantal pelgrims dat Santiago bezoekt neemt ieder jaar toe. Veel mensen maken de tocht, wandelend, per fiets of te paard uit spirituele overwegingen. Anderen, omdat Santiago het eindpunt is van een paar mooie en interessante routes door Spanje. Tot die laatste groep behoren wij. Toch moet ik bekennen, dat ook het tweede bezoek aan Santiago mij niet onberoerd heeft gelaten. Het is bepaald indrukwekkend om ‘pelgrims’, na een tocht van honderden, soms duizenden kilometers, de stad te zien binnenwandelen/-strompelen. De een euforisch, de ander verkrampt, maar de meesten met een gelukzalige blik waaruit blijkt dat ze het licht hebben gezien. Het meest fascinerend vond ik toch wel weer de pelgrimsmis die we op de laatste avond in de kathedraal van Santiago bijwoonden. Met een non als voorzangeres (loepzuiver!), orgelspel en natuurlijk het door de kerk slingeren van een rokend wierookvat: een traditie die stamt uit een tijd dat de lucht in de kerk niet te harden was vanwege al die ruftende pelgrims; tegenwoordig een circusact, die alleen wordt opgevoerd als er flink wat donaties zijn opgehaald. We hebben geluk.

Bekijk het korte filmpje van de mis. En verbaas je!

Een verzwegen probleem

Op het blog dat ik dagelijks bijhield op Facebook en op WordPress ontving ik veel reacties. (Hartelijk dank daarvoor!) Velen, ook volstrekt onbekenden, lieten ons weten dat ze onze verrichtingen met veel interesse volgden. Onder hen uiteraard ook de ons dierbaren. Om hen niet nodeloos ongerust te maken heb ik in het verslag van dag vier (de etappe Monesteria-Zafra, 26 mei) de volgende alinea’s maar weggelaten.

“Het komt mij goed uit, dat we al vroeg in de middag op de plaats van bestemming zijn en dat we een comfortabele kamer hebben bemachtigd. Want vandaag ging het, in tegenstelling tot gisteren, wéér niet zo lekker. Het was heet vanmiddag en weer lukte het me niet om op hellingen Bas bij te houden. Sterker nog: een enkele keer moest ik zelfs helemaal afhaken om even bij te komen. Net als eergisteren. Wat mij het meest verontrust is, dat mijn hart als een gek tekeer gaat. Terwijl ik als ex-duursporter normaal een hartslag heb van rond de 45 is ie nu rond de 90 en heel onregelmatig; ook twee uur na aankomst nog, terwijl ik gewend ben dat na een inspanning de pols na maximaal een kwartier weer normaal is. Ik deel mijn zorgen met Bas. Ik vermoed omdat ie het niet ziet zitten om vanuit Spanje terug te vliegen met in het bagageruim een fietsvriend tussen zes plankjes, stelt hij voor toch even langs een dokter te gaan. Met enige tegenzin stem ik ermee in op zoek te gaan naar een ziekenhuis. Wat een gedoe! 

Op de afdeling ‘Spoedeisende hulp” van het plaatselijke hospitaal leg ik met handen en voeten uit wat er aan de hand is. Vervolgens moet ik een uitgebreid formulier invullen en kan ik plaatsnemen in de wachtkamer. Na een minuut of tien komt er een verpleger met een rolstoel. Hij gebaart mij daarin plaats te nemen. “Ja, hallo! Ik kan wel lopen hoor!” 

“Doe dat nou maar”, zegt Bas, “Dat is protocol.” (Als vm brandweerofficier is Bas meer van de protocollen dan ik). Fotomomentje. Ha!

Even later word ik een onderzoekskamer ingerold. Een wat oudere cardiologe met een vrolijk gezicht is blijkbaar al op de hoogte van mijn klachten en voelt mijn pols. Al na vijf seconden is haar conclusie: ‘pols is goed’. Nou, da’s mooi, dan kunnen we wel weer gaan. Maar zo gemakkelijk kom ik er niet af. “Liggen op die brancard, T-shirt uit” is het bevel. 

“Ga er maar vanuit dat ze je opnemen”, sombert Bas. “Dat doen ze hier eerder dan in Nederland”.  

Nee, hè. Daar zit ik nou helemaal niet op te wachten. Maar even later krijg ik een polsbandje om, waarop foutloos mijn naam en….. een kamernummer: 112A. Het zal 😡 😡 😡 😡toch niet waar zijn!  

Een assistente plakt mij vol met pleisters en sluit een wirwar van kabels daarop aan. Ah….. een ECG! Een druk op de knop, wat gezoem en even later rolt uit het apparaat een papier dat door een jongere cardiologe wordt geanalyseerd. “ECG, is prima”, zegt ze tegen Bas. (Ik voel nu wat een rolstoeler voelt wanneer een voor hem bestemde mededeling aan zijn voortduwer wordt gedaan).

Aan de monitor

Voor de zekerheid meld ik maar even, dat we van plan zijn naar Santiago te fietsen. Is dat wel verantwoord? “Ha, ha,” is haar reactie, “Als je het maar niet in één keer probeert.”

Bas legt voor de zekerheid het probleem ook nog even voor aan zijn vriend Ben, die huisarts is. Volgens Ben, moet ik me pas zorgen gaan maken, als die snelle pols meer dan 24 uur aanhoudt. M’n pols is inmiddels al flink gedaald. En ik voel me aanzienlijk fitter dan een paar uur geleden. Of zou het komen omdat ik na dit onderzoek toch wel gerustgesteld ben? Achteraf ben ik toch blij, dat Bas zo doortastend is geweest.”

Zoals bekend is de rest van de reis prima verlopen. Hartproblemen hebben zich niet meer voorgedaan, het klimmen ging weer als vanouds. Evenals na eerdere reizen verdienen onze trouwe Santosfietsen een schouderklopje. Het is werkelijk een godswonder dat op slechte, onverharde stukken met keien, grind, geulen en diepe kuilen de spaken, banden, remmen en versnellingen heel zijn gebleven. Of zou de heilige Jacobus een engeltje op onze schouders hebben geplaatst? Je zou het haast gaan geloven.

De heilige Jacobus

Foto’s: De Zilverroute per fiets

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s