Rijeka Crnojevica – Tamare (Albanië)
Ljudmilla kan koken. Dat bewees zij gisteravond met een heerlijke ovenschotel en vanochtend met een copieus ontbijt, bestaande uit gebakken eieren met ham en een prutje van rijst met als toetje pannenkoekjes met jam. Voldoende brandstof voor de pittige etappe van vandaag.
Op de pedalen.
Na een paar colletjes van de vierde categorie, met fraaie uitzichten op een riviertje waarlangs wetlands, (vogelparadijzen) komen we aan in Virpazar. We begrijpen niet goed wat die busladingen met chinezen (of Japanners) hier zoeken, want er is geen ruk te beleven. Nou ja, je kunt er boottochtjes maken op het meer, maar verder….? Ja, koffie drinken en er (schrik!) achter komen dat we ons vergist hebben in de etappe van vandaag. Tamare, het eerste dorp in Albanië met overnachtingsmogelijkheden ligt aanzienlijk verder dan gepland. Achter een 750 meter hoge pas…..
Na Virpazar volgt een vervelend stuk langs een drukke weg. Wel helemaal vlak. dus met de wind in de rug schiet dal lekker op.
De GPS track leidt ons gelukkig, zodra dat mogelijk is, via smalle landweggetjes naar Tuza, waar het op dat moment markt is. Kleurrijk!
Al snel komt nu de Albanese grens in zicht. We zijn zo brutaal om langs een lange rij auto’s naar voren te piepen, wat wonderlijk genoeg geen commentaar oplevert. De douane beambten van Montenegro nemen royaal de tijd om onze paspoorten te controleren en stempelen, evenals hun Albanese collega’s een paar honderd meter verder op. Als alles voor elkaar is fietsen we ‘het land achter Gods rug’ binnen.
We zijn inmiddels wel door Ljudmilla’s brandstof heen: het wordt tijd voor een broodje. In het gehucht Hot vinden we een geschikt plekje.
Vanaf de andere kant van de weg vraagt een Albanees die met z’n kinderen loopt te wandelen, waar we vandaan komen. “Welcome to Albania!” Of we vers water willen, en een paar uien? Water wel. Uien? Nou nee. “Come to my house”. Hij wijst een geel geschilderd huis aan, wat verderop. “Als we klaar zijn met eten”, beloven we. Even later komt hij terug, gewapend met een fles en twee borrelglaasjes. “Raki”, zegt hij trots, “de nationale drank van Albanië”. We komen er niet onderuit: drinken zullen we. Maar een tweede glas slaan we beleefd af.
Joe, heet hij. Engels heeftie geleerd in Amerika, waar hij tien jaar gewoond heeft. Spijtig genoeg werd z’n verblijfsvergunning niet verlengd. Nu lijdt hij een karig bestaan als keuterboer met een lapje grond met wat wijnranken en waarop hij uien en knoflook verbouwt. Achter het huis scharrelt ook een varken rond. Vol trots leidt hij ons rond op z’n ‘landgoed’.
Maar de tijd dringt. We hebben nog een flink stuk te gaan vandaag.
Na Hot begint onmiddellijk de klim naar een col uit de buitencategorie. De weg is recentelijk geheel vernieuwd. Dat scheelt. Maar verrekte steil en lang is hij wel. Vanuit de weinige auto’s die ons passeren wordt geapplaudisseerd en “bravo” geroepen. Aardige mensen, die Albanezen. Dat geldt ook voor de man die ons, als we bijna boven zijn vanuit een container, omgebouwd tot kiosk, voorziet van een paar koude drankjes.
Joe had het ons al voorspeld: als je boven bent zul je niet weten wat je ziet, zo mooi is het daar. Hij heeft gelijk. Het uitzicht op het dal en het ruige berglandschap is adembenemend mooi. En de afdaling niet minder.
Rond half zes komen we aan in Tamare. Nu nog een kamer zoeken. Op een terras wil iemand ons daarbij wel helpen. Hij belt een neef (?) die even later aankomt met de sleutel van een keurige kamer, met dito badkamer. De fietsen kunnen binnen worden geparkeerd.
Naast het guesthouse, waar we de enige gasten zijn ligt café Gusti, waar je ook heerlijk bleek te kunnen eten.
“Voor wènag”, zou Haagse Harry zeggen.
Nieuwe foto’s in het album ‘Fietsen op de Balkan’, klik hier